Standpunten CORF over RVT en SCE
Met systeemfout in de rekenmethode voor basisbedragen SCE van het PBL wordt energiecoöperaties al 4 jaar te kort gedaan (april 2024)
Het kernpunt van kritiek op de Onrendabele Top (OT)-rekenmethode van het PBL, waarmee zij de basisbedragen SCE berekent, is dat zij achtergestelde leningen als eigen vermogen behandelt dat niet terugbetaald hoeft te worden. Door het PBL worden achtergestelde geldleningen (opvorderbare schulden) ten onrechte op één hoop gegooid met het eigen vermogen van een ondernemer in de SDE++ (niet opvorderbare schuld). Op dat laatste rust inderdaad geen terugbetalingsverplichting, maar wordt in de SDE++ wel toegerekend naar een ‘redelijke winstmarge’ van 11%. Aan het eigen vermogen (waar het PBL Inleg en achtergestelde (obligatoire) geldleningen onder schaart) kent het PBL een rendement van 5% toe. Dat is heel vreemd, want lager dan de 5,75-6% die aan het minder risicodragende vreemd vermogen in PV-projecten wordt toegekend. Het totale projectrendement wordt over 20 jaar berekend, pas na jaar 15 wordt een plus gerealiseerd. Voor een ondernemer in de SDE++ is het wellicht logisch rekening te houden met restwaarde van een PV-installatie na 15 jaar omdat het zijn eigen dak is. Maar dit is niet realistisch voor postcoderooscoöperaties, want die gebruiken daken van derden en die derden (dakeigenaren) verlenen voor niet langer dan 15 jaar opstalrecht. Bovendien heeft een coöperatie op alle leningen (senior en achtergesteld) een DSCR van ruim boven 1 nodig om leningen aan te kunnen trekken. Ook daarvoor dient in het OT-model ruimte te worden gecreëerd. Zie voor een uitgebreid via Energie Samen ingebracht ingebracht commentaar: Kritiekpunten op de rekenmethode van het PBL bij berekening basisbedragen SCE.
De Regeling Verlaagd Tarief heeft alles in zich wat de politiek wil (zomer 2020)
Dat is de titel van een pleidooi voor verbetering van de RVT dat we in februari 2019 naar de leden van de Tweede Kamercommissie EZK hebben gestuurd. Daarin beargumenteren we dat de RVT het in zich heeft om weerstand tegen groene energie om te zetten naar enthousiasme. De belangrijkste verbetering die daarvoor nodig is om het belastingvoordeel voor coöperatieleden meer in de buurt te laten komen van dat van mensen die van de Salderingsregeling gebruik maken. Een eerste stap daarvoor is ook de Opslag Duurzame Energie onder de RVT te brengen. Dit pleidooi is uitgeschreven in de notitie De RVT heeft alles in zich wat de politiek wil.
Daarna heeft het kabinet een besluit genomen over het garanderen van de Salderingsregeling tot tenminste eind 2024, heeft de ACM haar 'Visie datagovernance energie' gepubliceerd en is het Klimaatakkoord gesloten, met daarin het voornemen om per 2021 met een nieuwe regeling voor energiecoöperaties te starten. Die ontwikkelingen bij elkaar gaven ons aanleiding de notitie van februari aan te passen aan de nieuwe werkelijkheid. We pleiten er voor dat de opvolger van de RVT een vaste productievergoeding per kWh kent, de rol van energiebedrijven in de uitvoering van de regeling te elimineren en de coöperaties zelf een positie te geven die overeenkomt met de grote rol die het kabinet van hen verwacht bij de energietransitie. Daarom hebben we in juni 2019 de notitie Bouw de RVT om naar een Productievergoeding gepubliceerd.
Het kabinet heeft uiteindelijk gekozen voor een sterfhuisconstructie voor de RVT en per 1 april 2021 de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) geopend. Deze regeling is een afgeleide van de SDE++. CORF is van mening dat de daaronder liggende rekensystematiek (afdekking onrendabele top) niet past bij energiecoöperaties. Het voordeel dat leden van een postcoderooscoöperatie hiermee kunnen behalen staat in geen verhouding mete het voordeel dat mensen met de Salderingsregeling realiseren.